Poëtisch Maldenburg

Hoe de maan schijnt 's avonds,
hoe de wind waait door de havens,
en hoe de winter voelt in Rotterdam.

Een spin-off project van Errare humanum est

28.2.05

De toekomkst lonkt

Och zoete treurigheid!
In uw nabijheid lijkt
afscheid van deze rijmsite
oneerlijk beleid,

daarom is dit een leuk
ollekebolleke:
verdriet is zwaar maar we
eindigen light!

27.2.05

Dood door walging

Terrence is geen kwaaie pier,
maar hygiëne is hij niet gewend,
een schoon plekje in het flatje
was dan ook non-existent.

Mijn vader durfde zelfs het huis niet in,
hij bleef staan bij de deur.
Hij verklaarde later:
‘Ik kreeg braaknijgingen van die vieze geur’.

Is dood door walging mogelijk?
mijn moeder denkt van wel:
na het zien van Maldenburg 2a
kreeg zij bijna een gezwel.

Het leven kan soms moeilijk zijn,
en met knoeien is niet mis
maar totaal gebrek aan properheid,
dat is een oprecht gemis.

Kijk, dat je eens week niet stofzuigt,
soit, dat gebeurt mij ook,
maar ik ruim wel rommel op
en was de pannen af voordat ik erin kook.

Terrence is echt geen kwaaie pier,
heus het is een goeie vent
Maar wel een smeerpijp, goorlap,
viezerik: dat is evident.

26.2.05

Omloop Het Volk

Allemachtig wat rijdt die Stijn Devolder!
En wat gaat hij vroeg vooral!
Dit lijkt me waanzin, pure kolder,

hoewel, wie springt daar in zijn wiel?
Dat is de zwarte uit Brakel!
(Dat zie ik aan zijn stiel.)

Dan is’t koersen, straffe mannen,
Quickstep zet zich aan de kop
en steekt een stokje voor zijn plannen.

Daar gaat Ludo! En ook Coenen!
Dat is prachtig voor die ouwe -
hij rijdt weer om te zoenen!

Wie danst daar over de kinderkoppen?
Wat gebeurt daar in de achtergrond?
Amai, wie gaat die Nuyens stoppen?

Het is nog ver he Nick mijn jongen...
Ik hoop dat je weet wat je doet,
als je wint dan wordt dat vast bezongen...

Daar is hij dan, en hoe, lap zeg!
De anderen die sprinten voor de twee!
Nick Nuyens is vandaag
de meester van de weg.

25.2.05

IMKHIUTDNGO

(In mijn kindertijd heb ik uit totale
desinteresse nooit goed opgelet)


Poppenkast heeft mij nooit getrokken,
altijd dat gelazer met Katrijn!
Dat wijf maakte altijd brokken;
ik was blij Jan Klaasen niet te zijn.

De sharia: daar kan ik best inkomen.
Als Katrijn mijn wijf zou zijn
deed ook ik alles om haar in te tomen:
zij een burka, ik een harlekijn.

24.2.05

Naar Vlieland

Een snijdende wind waait over de baren,
het rollende schip stampt bovendien wild,
het duurt nog zeker een uur voor het weer zal opklaren.

Op zee is het guur, koud, tijdloos en zilt,
ik sta in mijn eendje boven aan dek;
het weer gaat dwars door mij heen - ik voel mij gevild.

Hier ben ik buiten, hier op mijn plek.
Ik ben niet voor niets naar boven getogen,
het mag dan koud zijn: ik wijk niet van mijn stek

Ik staar naar water en besef opgetogen,
de glorie die ik heb mogen ontwaren:
het waddenwater heeft dezelfde kleur als haar prachtige ogen!

Een snijdende wind waait over de baren...

23.2.05

Koopje

Zo af en toe dan kom je eens iets tegen,
zo maar wat losse krabbels in een boek.
‘Voor onze vriend Klaas van den Broek’,
van zijn collegae had hij het gekregen.

Het stond op het schutblaadje geschreven,
strak omlijnd in de linkerbovenhoek.
‘Voor onze vriend Klaas van den Broek’...
‘Mooie vriend ben jij’, bedacht ik even -

het boek was duidelijk nog ongelezen,
geen smet was er op een bladzij
(zonde uiteraard en bovendien bezopen).

‘Wat bezielt een goede vriend als deze’,
droomde ik verder in mijn mijmerij -
‘Zo’n prachtcadeau aan de Slegte te verkopen?’

22.2.05

Winter

Zo rond deze tijd ben ik wars van winter.
Ik snak naar de zon en blote benen.
Ik weet dat het voorjaar komt daar ginter,
maar die grote afstand doet mij bijna wenen.

De lente nadert met fluwelen voetjes,
zo stilaan maakt zij haar rentree.
Elk jaar smaakt ze zo heerlijk zoetjes,
en stemt zij mijn murwe hart tevree.

Maar het lange wachten,
het wachten duurt zo lang.
Ik kan enkel plachten

het winterleed, zo wrang,
met stille hoop wat te verzachten.
De winter houdt mij in de tang...

21.2.05

Merkwaardige vertraging

Ik weet niet wat of ik heb gegeten
maar mijn hemel wat een vieze scheten!
En niet een, als u dat echt wilt weten,
maarliefst drie nog voor ik had ontbeten.

En daar bleef het dus niet bij, complete
coupés slaakten verontrustte kreten
en wezen boos naar elkanders reten
terwijl ze elkaar de stank verweten.

Hoewel ik me trachtte te beletten
nog meer scheten neer te zetten
rook het al vlug naar vieze toiletten.

Godlof zat men niet op mij te letten.
Geheel conform de gezondheidswetten
kwam men de trein in Nijkerk ontsmetten.

20.2.05

Tijd voor bezinning

Vanaf vandaag ga ik zin geven
aan mijn stoffelijk bestaan.
Ik begin niet overdreven
en behoedt me door te slaan.

Ik zal geen gedichten weven,
Over dat openbaringen bestaan,
Hadewych is er haast in gebleven,
letterlijk ingemetseld in haar waan.

Haar lyriek, die wil ik best beleven
maar het lijkt me wel een zware baan
om op Gods minne rond te zweven,
bovendien blijf ik veel liever staan.

Ik moet klein beginnen in dit leven
en natuurlijk onderaan,
zo staat dat overal geschreven,
zo heeft Boeddha het ook gedaan.

Ik ga momenteel mijn zin beleven
(niet met de kracht van een orkaan
en bovendien niet lang, maar even)
voor vandaag zal dit versje wel volstaan.

19.2.05

Volstrekt weerloos

Gezel mij en hak mijn beide handen af!
Breek mijn botten en steek messen in mijn ogen!
Kwel en sla mij tot uw grootst vermogen,
En gooi mijn gebroken lijk dan in een graf.

Op die manier scheidt u het koren van het kaf
want zij die breken huilen opgetogen
bij kwakzalvers en huishoudpsychologen
maar zij die sterven veroordeelt u tot bedelstaf.

Wacht niet langer en begin maar vlug
Ik ben niet bang terwijl ik u zo tart:
Liefde! – Hak en snoei maar lustig
in mijn kleine harde hart.
Hier sta ik, fier en rustig
in afwachting van een nieuwe smart.

18.2.05

Aldus verstrijkt de tijd...

Nog een kwartiertje en de trein die gaat
...
nog tien minuten nu
...
Nog vijf minuten en ik ben te laat
dus moet ik weg; aju!

17.2.05

Dagdromen (2)

Ik droom verder met mijn ogen open,
vlij mij nu naast Joséphine
en als zij tegen mij is aangekropen
verbaast zij met haar passie feminien.

Ik blijf maar dwalen door mijn fantasie,
nu streel ik Marilyns haren
en zij vertelt van alles over Kennedy.
En daar vliegen weer de jaren!

Nu ben ik bij Guinivere en ook zij ligt reuze lekker
bovendien ligt het meisje Marian ernaast
en ook Juliet en zo nog een half dozijn,

bij dagdromen gaat godlof nooit de wekker
tenzij een collega mij ietwat verbaasd
vraagt waarom ik zit te staren door het raamkozijn.

16.2.05

Dagdromen (1)

Vermoeidheid speelt mij parten
en ik droom langzaam weg.
Ik zie mezelf de keizer tarten
en de ouwe Juul heeft pech.

Cleo die heeft mooie tetten,
ik heb een kransje opgezet
Ik wordt aangekondigd met trompetten,
zij met Egyptisch volksballet.

Wij worden van alle gemakken voorzien
door een legertje nubische slaven.
Samen zitten we in bad van ezelinnenmelk

met een zeepje en een washand bovendien
mogen wij ons aan elkander laven
en aan de champagne uit een kelk.

15.2.05

Voor Kasper W.

Het is nog niet zo makkelijk voor Kasper iets te dichten;
ik was eigenlijk van plan al zijn ondeugden te belichten,
maar nu moet ik van hem schrijven over
het eeuwig zonnegloren van de smetteloze geest...

Dat is me nogal wat een schrijver te verplichten!
Maar ik kan niet anders dan voor zijn wens te zwichten,
en aldus blijkt mijn dichtkunst nogal pover
wanneer hij over enkele seconden
het echte werkje leest...

14.2.05

Valentijnsdag

Het is veertien / twee en dat betekent Valentijn,
o wat zou ik er voor geven,
om ongecompliceerd verliefd te zijn!

Ik zou bootje varen met mijn lief en in de maneschijn
in haar onmetelijk diepe ogen turen,
die fonkelen als duizend diamanten klein.

Ik zou van haar genieten alsmede van een glaasje witte wijn,
en gelukkig in haar armen kunnen sterven
zonder ooit in Napoli geweest te zijn.

13.2.05

Correspondentie

Bij totaal gebrek aan inspiratie
bedacht ik gewoon een thematiek:
‘de retraite van zeloten in ascese’,
altijd garant voor dramatiek!

Ik vond een geschreven stuk oratie,
gemaakt door iemand van die kliek,
dat ik aanstonds ben gaan lezen:
en mijn God! Wat zijn ze fanatiek!

Uit dit lijvig stukje publicatie
bleek al vlug dat hun ethiek
(door henzelf noest aangeprezen)
zo rekbaar is als elastiek.

"U brengt iets in circulatie
terwijl u zich moet afsluiten voor het publiek.
Er schort iets aan uw catechese",
schreef ik daarom in mijn repliek.

Hun zienswijze is onderhevig aan inflatie,
al geef ik toe: het is wat dogmatiek.
Voor een antwoord hoef ik trouwens niet te vrezen,
want retraitanten doen niet aan polemiek.

12.2.05

Twaalf februari

Het dilemma is iets te dichten voor twaalf februari,
en een gerichte poging is het zeker waard,
al leent de datum zich voor onzin, kul en larie.

Dat gebeurt mij ook geregeld bij de twaalfde maart,
zo dichtte ik al eens over een safari
van een Italiaanse man met lange, grijze baard.

Deze was woonachtig in het mooie Bari
maar verliet op deze dag zijn huis en haard,
want hij was op jacht naar een kanarie -

hij zocht een blauwe met een rode staart.
(Dit moest op uitdrukkelijk verzoek van Mata Hari,
maar over hun relatie is nooit iets opgeklaard.)

Aan de wal ging de man naar een lokale seminarie,
en vroeg om vervoer en ook een kaart:
aldus bekwam hij zijn groene Citroën Mehari,

dat zou hem verder brengen dan een paard,
die werd gepresenteerd met veel bombarie -
Ho! Dat gedicht is van de twaalfde maart!

En om het weer te gaan vertellen op de twaalfde februari
is hetzelfde als door het darmkanaal verwerkte chokoladetaart
te hergebruiken als oosterse tamari,

nee – iets dergelijks maakt een dichtershart bezwaard.
Aldus vind ik mijzelf vandaag in de penarie
want nu is ook dit vers in onzinnigheid ontaard.

11.2.05

Met maken van een gedicht (2)

En zo gaat het gemakkelijk,
ja zo gaat het fijn!
Al leest het wel wat hak-
Hakk-
Hakkelijk
En bedien ik me
van kreupelrijm.

Trouwens, al dat rijmen,
(is mij eens verteld)
is niet altijd even nodig:
je kunt het ook laten.

Het metrum, dat doet niet terzake,
daarin zit hem zeker niet de kneep,
ik houd bij voorbaat al een dodewake
en help het daarna effectief
- uit opvoedkundig oogpunt niet nader te omschrijven
(stel je voor dat kinderen dit lezen; dat zou hen trauma’s opleveren) –
om zeep.

10.2.05

Het maken van een gedicht (1)

Ik loop weer eens een tijdje achter,
maar ik dicht als in een flits:
de ene rauw, de ander zachter
ter contrast in deze versjestrits.

Maar waarmee zullen wij aanvangen?
Een licht vers of juist een zwaar?
Iets over strijdende belangen?
Dat is dan voor het volgende
want gedicht is klaar.

9.2.05

Kinderen

Ik ben voornemens in de toekomst op het vaderschap te mikken
(desnoods geïmporteerd maar liefst door lang en hevig krikken).
Het vaderschap is immers volgens de biologische wetenschap mijn plicht.

Hoewel ik weet dat er nu lieden meer dan buitensporig schrikken
en zich in hun thee of koffie, spa'tje blauw of flügeltje verslikken
bij het lezen van deze openbaring in de vorm van een gedicht,

of zelfs verwoed met hun juridisch afgestelde blikken
wetboeken door gaan zoeken (en desnoods zelf een artikeltje gaan tikken
waarin mij iets dergelijks expliciet verboden wordt wellicht) -

ik ga ervan uit dat ik ter zijner tijd vast wel iemand weet te strikken.
(Eventueel geïnteresseerden kunnen bij wijze van selectie hier vast klikken.)
Misschien ben jij het wel met wie ik in de toekomst een leuk gezinnetje sticht...

8.2.05

Sassendonk

Hoele boele zote voele
Honke tonke rete klonke

Hete schete fluimucil
En wie nie springt is homofiel
La la la la la

Ake kwaake netelbonk
inke tinke zoteronk
Aláááááf
In Sassendonk

7.2.05

Yahoo!

Launch.yahoo.com is fijn!
Op de werkplek nu een muziekje,
tevens wat te vermelden in dit rubriekje,
maar nu moet ik snel weer meeblèren met het refrein -

In dit geval van Semper Fi,
Madball maakt mij blij:
‘Who’s by my side?!’

6.2.05

Te doen op zondag:

- bed verschonen
-afwas doen
- bureau poetsen (schrob, dweil en boen!)

Dan de was
en stofzuigen
en neem gelijk
je lichaam even mee

(dat was ook al weer
een tijd
gelee)

(feitelijk viel dat wel mee
maar het rijmde zo leuk
en na het doen van zoveel meuk
stemde slechts een rijmpje en een whisky mij tevree)

5.2.05

Daar zit wat in

Ik zette mijn tanden gretig in een bruine boterham
met verse jong belegen kaas.
Na zo’n middagje geraas
smaakt er weinig beter – als ik zo een hapje nam.

De straffe mannen beukten stevig zo een dik uur lang
met het koppie in de wind,
ook reed ik aardig gezwind,
aan het einde half dood, in het begin een beetje bang.

Aan de meet toch niet gedubbeld,
ik reed de koers uit in de bus.
Op het laatste nog wat snokken,

met bloed dat van de hitte bubbelt
is dat nog best een hele klus.
Wat heerlijk om dan nu
zo’n boterham op te mogen schrokken!

4.2.05

Pijnlijke ontdekking

Kats nog vergeten voor de vierde wat te dichten!
Dat krijg je als je jezelf dit soort dingen gaat verplichten;
beschouw dit vers dan ook als obligaat
niet al te best en bovendien een dag of drie te laat.

3.2.05

Freud = shit

Freud noemde de vrouw’lijke psyche
‘het zwart continent’ – Freud zag ze vliegen,
hij wist een hoop slimme mensen
effectief te bedriegen.

Maar Freud neemt mij niet in het ootje:
verliefd op je moeder – saluut en je grootje!
Hey Sigmund, vraag je moeder nog eens
om een peepshowtje!

2.2.05

De trots van Rotterdam

In de stad Rotterdam is het kil en verlaten,
in de stad Rotterdam is het stil in de straten,
als de zilte wind waait, over Hofplein en Blaak.

In de stad Rotterdam telt de kraan zijn containers,
in de stad Rotterdam kent de maan iets gemeners,
als ze van boven neerkijkt, over Hofplein en Blaak.

In de stad Rotterdam is het leven een dwangzucht,
in de stad Rotterdam is beleven een klucht -
als de strenge prikklok
lonkt naar Hofplein en Blaak.

In de stad Rotterdam kan de rust plots verstoord,
want
in de stad Rotterdam is men trots, op Feyenoord.

En als de club wint, al gebeurt dat niet vaak,
dan is het feest, op het Hofplein en Blaak.

1.2.05

Dichter des Vaderlands

Driek van Wissen is volgens critici een 'sonnettenbakker'.
Neemt een voorbeeld aan poëzie die van ernst druipt!
En in pretenties en onbegrijp'lijkheid verzuipt!
En houdt op met dat kinderachtig’ rijmen stakker!

Critici vinden rijmen klaarblijk’lijk maar flauwekul;
ik ben de tegenovergestelde mening toegedaan:
zonder een stevig rijm vind ik er weinig aan
wat overblijft is vaak weinig meer dan warrig opgetypt gelul.

Ik zal u zeggen: ik ben verdomme blij
dat ik mijzelf nooit dichter heb genoemd,
en dat ik nimmer door Zeeman ben geroemd -

en dat ik met de vruchten van mijn schrijfgerij
Godlof nooit tot DdV zal worden benoemd,
maar mijzelf, en Driek wellicht, vermaken kan met rijm'larij.